Groene liefde
Mijn tuin merkte eind vorig jaar zo’n beetje als eerste dat ik verliefd was. De vijg en sering werden in de winter niet gesnoeid. Terwijl dat wel de bedoeling en ook wenselijk was.
De Toscaanse jasmijn deed het na de heftige vorst van een winter eerder, nog steeds niet echt en ook die liet ik liefdevol voor wat ie (niet) was. M’n grasmaaier begaf het in het voorjaar bij de eerste maaibeurt en ik besloot dat de bijen heel blij werden van een natuurlijk gazon. En eerlijk is eerlijk; dat werden ze. Op mijn gazon groeide en bloeide het dat een lieve lust was.
Nu, inmiddels zomer, merkt mijn lief op: ‘die vijgenboom wordt wel groot hè?’
‘Uh, ja schatje, klopt, ik was even met andere dingen bezig.’
Mijn gedachten dwalen af naar alles waar ik wel mee bezig was en ik koester de wildheid van mijn vijgenboom en in een moeite door al het andere dat dankzij de liefde minder ingetogen was.
Zoals de wilde wingerd. Die bedekt nog net niet de deuren en ramen nu. Maar de bonus is wel het openen van mijn achterdeur als ik vroeg in de avond thuis kom van mijn werk. Er klinkt een gezoem als bij een Formule 1 race. Omdat honderden, door uitsterving bedreigde, bijen zich tegoed doen aan de bloesem van de woekerende wilde wingerd op de buitenmuren van mijn keuken.
Dankzij de liefde ben ik zoveel beter gaan begrijpen wat me iets geeft en wat juist iets kost. En dat ik heel lang veel meer heb gegeven dan dat ik kreeg.
Nu is het anders. En mijn tuin helpt me te weten dat het goed is. Zelfs al woeker ik nu en dan en pas ik zelden in een perkje. En waarschijnlijk juist daarom.