Vrijgezelligheid
Een ding wist ik zeker toen ik mijn laatste relatie beëindigde. Er kwam niemand meer binnen die mijn bank uitwoonde, mijn geld opmaakte en nog zeurde over het merk chips dat ik in huis haalde ook. Dat is namelijk het alleenrecht van nageslacht.
Ondanks die paar restricties, zag ik mezelf als een best begerenswaardige partij en ging ik er vanuit dat ik zo weer iemand ontmoette met wie de liefde op zou bloeien en dan een stuk fijner dan de laatste, want ik had natuurlijk weer veel geleerd.
En ineens ben ik acht jaar verder, waarin ik een leuk leven had, maar op liefdesgebied alleen wat passanten. Daar zaten een paar fraaie tussen, die niet zo geschikt voor verkering met mij bleken, maar wel voor andere dingen. Eentje bleek veel leuker als vriend dan als verkering en de ander bleef nog jaren mijn minnaar als we allebei single waren, dus die relaties zie ik stiekem toch als best gelukt.
Waar het in zit dat er al die jaren niks duurzaams is ontstaan, weet ik niet. Het grote voordeel is, dat best veel mensen dat wel weten: het ligt gewoon aan mij, want ik ben te kritisch. Overigens weten alleen mensen die zelf al decennia onder de pannen zijn dat en delen dit zelfgenoegzaam ongevraagd met me. Drie van de vier keer denk ik dan met een schuin oog op hun geliefde, dat ze best wat kritischer hadden mogen zijn.
En dan nemen ook nog best vaak mensen de moeite om me te vertellen dat hoe langer je alleen bent, hoe moeilijker het wordt om je aan te passen. Het doel van die opmerking snap ik nog minder. Willen ze dat ik de eerste de beste mijn hut binnensleur, zodat mijn vrijgezellenbestaan me niet asociaal maakt? Of proberen ze me te vertellen dat er geen hoop meer voor me is, omdat dit intussen al is gebeurd?
Ik vind mezelf eigenlijk nog steeds bovengemiddeld flexibel. Pas had ik zelfs kennis aan (geweldige uitdrukking waarmee een oudere man naar mijn liefdesleven vroeg) een vrouw met twee grote honden. Ik heb niks met honden, maar dacht monter, wat niet is, kan nog komen. Ik laat me natuurlijk niet door een paar hijgende blafbeesten van een mogelijke liefde van mijn leven weerhouden.
Ik kreeg niet eens de kans om over grote grommers te struikelen, want deze mogelijke liefde van mijn leven ontpopte zich binnen anderhalve week als iemand die mijn bank zou uitwonen en nog over het comfort klaagde ook.
De komende tijd ga ik denk ik maar weer eens lekker kritisch en onaangepast van mijn vrijgezelligheid genieten.